De kwetterende vogels en het ‘kukeleku’ van de haan kondigen een nieuwe dag aan. Het is niet eens zo heel vroeg, maar op Zanzibar, een eiland dat grotendeels leeft van het toerisme, begint de dag gewoon wat later. Ik stap de poort uit voor een hardlooprondje. Aan de doorgaande weg staat een aantal vrouwen te wachten op de Dala Dala richting Stone Town. Met behulp van deze open busjes, waar altijd meer mensen in passen dan je van tevoren denkt, doen zij hun inkopen in de hoofdstad. De overstekende geitjes versperren de weg. Ik ren over één van de onverharde hoofdwegen van Jambiani, richting het centrum van het dorp en het strand. Kinderen langs de weg lachen naar me. Ze zwaaien en roepen: “Mambo, jambo!” (Hey, hoe gaat het?!). Ik zwaai lachend terug en roep: “Jambo!”
Zanzibar: twee stereotypen in één
Jambiani is een klein vissersdorp en het voldoet grotendeels aan het stereotype beeld van Afrika. Het bestaat voornamelijk uit kleine huizen met rieten daken en kinderen spelen op straat met autobanden. Op deze hoofdweg moet ik continu oppassen dat ik niet struikel over de stenen die uitsteken en voor de kip die plotseling samen met haar kuiken oversteekt. Mijn mindset is al helemaal voorbereid op de safari’s die gaan komen en ik ben extra voorzichtig omdat dieren met een jong vaak agressief worden als je te dicht bij hun kroost komt. Dat is nergens voor nodig natuurlijk, de hen is banger voor mij dan ik voor haar en ze maakt zich snel uit de voeten.
Zodra ik het strand bereik, krijg ik een heel ander Jambiani te zien. De kust is namelijk gevuld met lodges en restaurants voor toeristen en voldoet aan het stereotype van een paradijselijk tropisch eiland, wat Zanzibar toch zeker is. Rond deze tijd, een uur of 8 ’s ochtends, is er nog geen enkele toerist te bekennen. De lege hangmatten bewegen zachtjes heen en weer door de wind en de houten ligstoelen met de Afrikaanse, vrolijke kussens staan te wachten op de volgende cocktaildrinker. De trossen bananen en ananassen hangen al klaar boven de bar voor de heerlijke versgemaakte smoothies.
Het strand verdwijnt onder de golven
De zee is prachtig blauw en verderop wat donkerder dan hier dichtbij. Dit ken ik eigenlijk alleen van foto’s uit reismagazines. Her en der liggen vissersbootjes te dobberen. Later op de dag zal ik zien hoe de vissers tijdens eb hun netten uitleggen. Zodra het water gaat stijgen, zwemmen de vissen daar vanzelf in. Wanneer het water weer zakt, ligt de vangst voor hen klaar.
Het is nu vloed, wat betekent dat bepaalde delen van het strand verdwijnen onder de rustige golven. Ik ben linksaf gegaan, maar al snel kan ik niet verder. Even verderop zie ik wel weer een stuk strand, maar om daar te komen moet ik door het water. Omdat ik de weg nog niet zo goed weet en omdat ik geen zin heb in natte hardloopschoenen, besluit ik terug naar het dorp te lopen en verderop te kijken of ik weer het strand op kan. Ik ren en ren, maar ik zie geen doorgang meer. Dan maar het blokje rond maken en straks de route linksaf proberen. Ondertussen gutst het zweet al aardig van mijn voorhoofd. Ik kijk op mijn klokje en zie dat ik nog maar net een kilometer gehad heb. Het is overduidelijk dat ik niet gewend ben aan deze tropische temperatuur.
Karibu! Toeristen zijn welkom
Omdat ik niet zo goed weet wat een weg is en wat niet, ren ik maar wat over de paadjes. Overal zitten, liggen, rennen en klimmen kinderen en elke keer weer krijg die vrolijke begroeting. Ook volwassenen zijn erg vriendelijk. “Jambo! Karibu! Welcome to Tanzania”, zeggen velen met een brede lach. De sfeer is erg gemoedelijk. Ik merk dat de lokale bevolking toeristen gewend is, maar dat het er nog niet genoeg zijn om ze te negeren of uit te buiten. In Jambiani zijn toeristen (nog) erg welkom.
Linksaf op het strand heb ik meer geluk. Hier kan ik een heel stuk over het strand rennen zonder door de zee te hoeven gaan. Een krabbetje in camouflage zandkleur schiet voor me langs. Ik zie een houten bordje met daarop geschilderd: scooter rental. “Goed onthouden”, prent ik mezelf in. Want het lijkt ons erg leuk Zanzibar op deze manier te verkennen. Langs de hele kust zijn stranden en bovendien is er een aantal nationale parken met rondlopende aapjes. Zanzibar staat ook bekend om haar veelheid aan kruiden en specerijen. Door haar ligging in de Indische Oceaan, op de handelsroute tussen Oost-Afrika en Azië, is dit eiland een mix van culturen én smaken geworden. Tijdens deze ontdekkingstocht zie ik ook veel gezellige strandtenten, die ik zeker ga onthouden voor later. Wie ’s ochtends rent, heeft daar ’s avonds weer wat aan!
(On)natuurlijke obstakels
Ondanks dat de zee op dit stuk van het strand geen obstakel vormt, is mijn eigen onkunde dat wel. Aan de kust staan namelijk ook wat vervallen huizen, met her en der een half afgebouwd muurtje. Meestal ga ik er omheen, maar deze keer denk ik er wel over te kunnen springen. Maar helaas. Bam! Ik struikel en val languit op het strand. Ik sta op en kijk snel achterom of iemand getuige is van deze blunder. Volgens mij niet. Wat fijn dat strand in de ochtend zo stil is. Ik klop het zand van me af en lach mezelf uit.
De verwondingen vallen mee. Het zijn wat schaafwonden. Het lijkt me beter vandaag nog even niet de zee in te gaan. Alsof er niets gebeurd is, ren ik nog een stuk door, totdat ook aan die kant de zee mij tegenhoudt. De natuur wint altijd van de mens. Ik loop terug naar het centrum van het dorp, ontvang weer wat jambo’s en kijk uit naar het lokale ontbijt dat de start van deze nu al mooie dag compleet zal maken. Hakuna matata, ik geniet van Zanzibar!
1 reactie